De textielindustrie staat bekend als een industrie waarin mensenrechten onder druk staan. Eén van de grootste uitdagingen in de textielsector is het tot stand brengen en waarborgen van een leefbaar loon. Dit is ook naar voren gekomen uit onze risicoanalyse. Per land en regio verschilt het leefbaar loon. De uitgaven van een gezin op het platteland zijn anders dan die van een gezin uit de stad. In sommige landen is per regio wel sprake van een verschillend minimumloon, maar het gat met een leefbaar loon blijft bestaan, structureel blijkt het minimumloon te laag. Dit is problematiek die wij niet zomaar kunnen oplossen. Ook als wij bereid zijn meer te betalen, blijkt een leefbaar loon niet ineens een feit. Onze producties zijn immers een fractie van iemands werk.


Wij geloven daarom alleen in een gezamenlijke aanpak. Zo werken we aan samenwerkingen met bedrijven die produceren in dezelfde productielocatie. Gezamenlijk stellen we de beginsituatie vast en zoeken we uit wat realistisch is. Op dit moment werken we aan trajecten in Vietnam en Ghana waarbij van een minimumloon naar een leefbaar loon wordt gegaan. In 2022 willen we dit  gerealiseerd hebben en streven we om de kennis bij drie andere leveranciers toe te passen. 

Acties: 

1. Inzicht verbeteren in de lonen die worden betaald bij de productielocatie door contact met de productielocatie, BSCI audits en lokale stakeholders.

2. ‘Wage ladder’ van de productielocatie vergelijken met de ‘wage ladder’ van de regio.

3. Leefbaar loon analyse: vaststellen of er daadwerkelijk een ‘wage gap’ is in de lonen die worden betaald bij de productielocatie.

4. ‘Target wage’ bepalen voor de productielocatie.


KINDERARBEID 

Bij onze eigen labelcollecties hebben we meer invloed op de supply chain. Kinderarbeid is een onderwerp dat in de textielindustrie voorkomt. Wij zien dit als een hoog risico en proberen daar zo zorgvuldig mogelijk mee om te gaan. Op basis van onze rsicoanalyse valt dit onderwerp niet in de top drie prioritering.  In Groenendijks code of conduct komt het verbod hierop duidelijk naar voren. Dit is gebaseerd op de ILO-conventies (138 en 182). Veel landen hebben deze ILO-normen ook geratificeerd. Onze productielocaties hebben onze code of conduct ondertekend.


Tot op heden blijkt uit de productielocatie auditrapporten dat er geen kinderarbeid is geconstateerd. Ook op basis van het bezoeken van productielocaties, zoals onlangs in China en Vietnam, lijkt het erop dat de fabrieken dit onder controle hebben. Groenendijk is zich bewust van het aanhoudende hoge risico en het feit dat er niet altijd een weerspiegeling is van de werkelijkheid in auditrapporten. Wij proberen dit zo zorgvuldig mogelijk te monitoren door een combinatie van onafhankelijke audits, locatiebezoeken en gesprekken met stakeholders. 

Vooral bij toeleveranciers blijven wij risico’s zien op kinderarbeid. Dit zijn vaak locaties waar minder controle is. Om dit te verbeteren streven wij ernaar om ook de toeleveranciers van fabrikanten waar wij complete producten inkopen, inzichtelijk te maken. Door de verschillende concurrentiegevoeligheden is dit een lastig speelveld. Wij zien dat waar we zelf de te gebruiken materialen bepalen, het makkelijker is om de omstandigheden te verifiëren en te borgen. Bewust werken we daarom met gerenommeerde doek leveranciers en zo min mogelijk met lokale partijen.

ACTIEPUNT 

Door de toename van Syrische vluchtelingen in Turkije ligt het risico op kinderarbeid daar dieper in de keten. Als onderdeel van meer inzicht in de productieketen wordt extra aandacht besteed aan dit onderwerp in auditrapporten en leveranciersbezoeken in Turkije. In 2019 is een extra inkooptraining gevolgd om correct om te gaan met de veranderende omstandigheden. Al onze Turkse producenten zijn geauditeerd in 2019. Doordat zij ook allemaal BSCI-geaudit zijn kunnen we ze zorgvuldig monitoren.

GEDWONGEN ARBEID

In de Groenendijk code of conduct is opgenomen dat fabrikanten hun werknemers niet tegen hun zin in of zonder compensatie mogen laten werken. Toch zien we in audits vaak het thema overwerk terugkomen. Wij vinden het een teken van misstand wanneer een loon- en presentielijst in een fabriek ontbreekt. Hierdoor kan niet gecontroleerd worden of arbeiders voldoende uren uitbetaald krijgen en of ze niet worden gedwongen om te werken. In de BSCI-audits wordt dit steekproefsgewijs gecontroleerd. Gedwongen arbeid in de textielsector kan een gevolg zijn van de tijdsdruk die vaak met orders gepaard gaat. De productie van (fast)fashion kleding staat hier bekend om. Bij bedrijfskleding is deze druk minder groot, maar wel aanwezig.

Doelstelling voor 2020/2021 is dan ook om ervoor te zorgen dat het handelen van Groenendijk geen invloed heeft op het ontstaan van overwerk.  Het volgende is reeds gerealiseerd:

In ons inkoopproces wordt sterk rekening gehouden met onze invloed, toch merken wij dat ook onze klanten ons weer onder druk zetten om op tijd te leveren. Door realistische communicatie proberen we zowel aan de verkoopzijde als aan de inkoopzijde de verwachtingen zo goed mogelijk te managen. Aan de hand van onze risicoanalyse starten we in 2021 een vervolg project met een specifieke leverancier. 

VRIJHEID VAN VERENIGING

Het gebrek aan vakbonden zien wij als diepere oorzaak van andere misstanden. Wanneer er geen collectief is dat zich hard kan maken voor een standpunt, ontstaat er ook geen onderhandeling. Zonder onderhandeling blijft het eenrichtingsverkeer vanaf hogerhand en vormt zich geen evenwicht. Het teweegbrengen van een constructieve dialoog tussen werknemer en werkgever is het startpunt voor oplossingen.

Gebaseerd op de hoge score in de risicoanalyse wordt gesteld dat vrijheid van vakbond een groot risico is in de meeste productielanden. 


Wij vinden dat dit niet alleen op fabrieksniveau (werknemersvereniging), maar juist op nationaalniveau moet worden vormgegeven. Als koper is het mogelijk om invloed uit te oefenen, maar in de praktijk blijft dit vaak zeer beperkt door de kleine volumes die we hebben in een fabriek. Alleen door betere (inter)nationale regelgeving én controle kan er een duurzaam resultaat ontstaan. Oneerlijke concurrentie zorgt ervoor dat misstanden zich alleen maar verschuiven van land naar land.


Het stimuleren van de sociale dialoog zien we als onze verantwoordelijkheid. Hiermee is niet direct het probleem opgelost, wel kunnen we een zetje in de goede richting geven en het bespreekbaar maken. Door interesse te tonen in hoe hiermee wordt omgegaan, wordt zichtbaarheid gegeven aan het probleem en waarde gehecht aan een oplossing.


Groenendijk neemt in 2020 en 2021 deel aan het Amplify project van het Convenant en aangesloten NGO's zoals CNV.  Dit past bij onze doelstelling om in 2020 met tenminste één leverancier een project op te starten om de dialoog tussen de fabriek en werknemers met zelfstandige werkgroepen, vakbondsverenigingen mogelijk te maken. Dit moet gerealiseerd zijn in 2022. De opgedane kennis moet in 2022 leiden tot een verbetering bij drie andere leveranciers met werknemersvertegenwoordiging.  

Enkele acties die wij ondernemen zijn:


1. Gesprek aangaan met CNV/FNV en lokale specialisten om in landen zoals Turkije en Vietnam collectieve onderhandelingen of werknemersverenigingen mogelijk te maken.

2. In 2020 gaan we met strategische productielocaties het gesprek aan over vakbondsvrijheid en over het belang/nut van het afsluiten van een arbeidsovereenkomst met een vakbond.

3. Deelnemen aan het vakbondsproject van CNV/FNV.

4. Kennis toepassen bij andere productielocaties.




Hoe komt onze prioritering tot stand 

Aan de hand van de 9 thema’s van het convenant heeft Groenendijk een risicoanalyse opgesteld. Het doel hiervan is risico’s identificeren, voorkomen en verminderen. De risico’s zijn geprioriteerd op basis van ernst, onomkeerbaarheid en kans van daadwerkelijk optreden. Dit document wordt continu aangepast aan de hand van de nieuwste inzichten. 
Eerst zijn de risico’s per land in kaart gebracht, vervolgens op leveranciersniveau.


Op basis van desk- en fieldresearch wordt doormiddel van verschillende bronnen achterhaald wat de situatie is op land en productielocatieniveau. Hierin worden de convenant thema’s als uitgangspunt genomen. De volgende stappen zijn hierbij uitgevoerd.

  • Via de MODINT en MVO Risico Checker worden kenmerkende risico’s bepaald die zich in een land mogelijk kunnen voordoen, https://www.mvorisicochecker.nl/nl.
  • Doormiddel van de AMFORI BSCI Country Due Diligence Tool en worden landen geanalyseerd: https://www.amfori.org/content/country-due-diligence-tool
  • Landen analyses van NGO’s zoals Fair Wear, SOMO, Clean Clothes Campaign, CNV, FNV en Solidaridad worden geraadpleegd.
  • Auditrapporten van organisaties zoals Amfori BSCI, FairWear, SA8000 en WRAP.
  • Periodiek productielocatie bezoek.


Elk land wordt volgens hetzelfde format geanalyseerd. Elke thema krijgt een score op de aspecten ernst, onomkeerbaarheid en kans van optreden. Vervolgens wordt volgens dezelfde opzet ook voor iedere productielocaties in een land een individuele score opgesteld. 


Voor elk land en productielocatie is dit uitgevoerd. Hierdoor is een overzicht tot stand gekomen dat inzicht geeft in de verhoudingen tussen de thema’s. Hieruit is naar voren gekomen dat overwerk, leefbaar loon en vrijheid van vakvereniging de grootste risico’s vormen. Vervolgens is gekeken hoe dat deze score tot stand is gekomen en welke leveranciers hierin een groot aandeel hebben.